dinsdag 22 augustus 2017

Oradour-sur-Glane


















































De tiende juni volgens Hébras, een van de overlevenden


Een zaterdag zoals alle zaterdagen. Oradour maakte zich op voor de zondag. De huisvrouwen deden hun inkopen en de mannen waren aan het werk. Veel mannen waren al thuis vanwege de zondag voor de deur - hierin kan de reden liggen van de operatie: zaterdag na 12.00 uur.
Voor de bewoners van Oradour was alles rustig, maar 10 kilometer verderop bracht de Duitse majoor Diekmann alles in paraatheid om naar Oradour te gaan. Zijn colonne arriveerde om 13.30 uur in Oradour. De soldaten werden door 2e Luitenant Barth gebriefd in het gehucht Bellevue dat 'zij vandaag konden zien hoe er bloed ging vloeien'.

Binnen een half uur was het gehele dorp omsingeld en alle in- en uitgangen en toegangswegen waren afgesneden. Majoor Diekmann richtte een boerderij in als commandopost, die tussen Oradour en het dorpje Bordes lag.
Het inderhaast bedacht plan bleek koel en efficiënt. Als reden voor de overval werd een routinematige identiteitscontrole opgegeven, waartoe alle bewoners zich op het marktplein moesten verzamelen.

Naarmate de tijd verstreek werd het aantal mensen op de markt steeds groter. Eén van de overlevenden, Robert Hébras, schrijft hierover dat hij in Oradour nog nooit zoveel mensen bij elkaar had gezien. Over de stemming zegt hij voorts dat deze gemoedelijk was. De mensen praatten normaal met elkaar en her en der was er een schampere opmerking te horen. Ook werden hier en daar door de Duitsers geruststellende opmerkingen gemaakt. Bekend is de opmerking tegen de pasteibakker, toen deze zich zorgen maakte over de cakes die hij net in de over had gedaan. Hij hoefde zich geen zorgen te maken, 'wij' letten er wel op. Gerustgesteld zou de man zich hebben omgedraaid en knoopte een gesprek aan met anderen.

Om 15.00 uur begonnen de soldaten de mannen en de vrouwen van elkaar te scheiden. De mannen aan de ene kant van het terrein en de vrouwen en kinderen aan de andere kant. Het bevel werd in het Duits gegeven en de groep met vrouwen en kinderen werd naar een uitgang van het dorp gedreven, waar ook de kerk stond.

Op dat moment zou, volgens Hébras, nog een weinig dreigende houding van de Duitsers zijn uitgegaan. De gesprekken waren nog steeds levendig. Een Duits officier, die goed Frans sprak, verzocht burgemeester Desourteaux zich te melden. Deze deed een stap naar voren. De officier beval hem gijzelaars aan te wijzen. Hij weigerde en bood zichzelf als gijzelaar aan. Intussen moesten de wapens van de bewoners ingeleverd worden.

Inmiddels brachten de Duitsers hun wapens in stelling en verstomden de gesprekken. De mannen werden opgesplitst en opgesloten in diverse schuren. 
Om 16.00 uur hoorde Hébras een grote knal, waarvan hij dacht dat het een granaat was. Direct daarna begonnen de machinegeweren te ratelen. Overal hoorde hij kreunende mannen. De geur van bloed vermengde zich met de geur van hooi, stof en kruitdamp. Hébras was onder de lichamen van anderen terechtgekomen en schrijft zich nog niet gerealiseerd te hebben wat er op moment aan de hand was. Hij noemt in zijn verslag dat de schuur veranderd was in 'een hel op aarde'.

Later hoorde hij Franse stemmen, die hij herkende aan het accent van zijn geboortestreek. Dit waren vier andere mannen, die de slachting hadden overleefd en met hen wist hij zichzelf in veiligheid te brengen. Zij verscholen zich in drie grote konijnenhokken achter de schuur en hervonden hun vrijheid.

Wat het lot van de vrouwen en kinderen betreft, laat hij mevrouw Rouffanche aan het woord. Zij vertelt dat zij om 14.00 uur opeens Duitse soldaten in haar huis vond, die haar dwongen naar het marktplein te gaan. Daar werden zij gescheiden van de mannen. Alle vrouwen, veel moeders met hun kinderen op de arm of tegen zich aangedrukt, werden in de kerk bijeen gedreven. In grote angst wachtten zij af.

Omstreeks 16.00 uur kwamen twee jonge soldaten de kerk binnen en plaatsten een soort kist in het koor van de kerk. Uit deze kist hingen lange draden tot aan de grond. Plotseling een grote knal, waardoor de hele kerk in brand vloog en alle vrouwen en kinderen levend verbrandden. Mevrouw Rouffanche wist met behulp van een knielbankje naar een kerkraam toe te klimmen en werd daarbij gevolgd door een jonge vrouw en haar baby. De jonge vrouw en baby werden door de Duitsers naar beneden geschoten en stierven. Mevrouw Rouffanche werd vijf keer geraakt, liet zich vallen en verborg zich gedurende twaalf lange uren tussen de erwtenplanten.

De moordenaars slachtten honderden vrouwen en kinderen af. De jongste van hen was nog geen week oud.

Later op die 10e juni 1944 werd de rest van het dorp in brand gestoken. In de loop van de middag kwam een tram, die een proefrit maakte, met een paar bewoners uit Oradour aan. De passagiers werkten bij de trammaatschappij. Een van hen stapte uit en werd ter plekke doodgeschoten. De nazi's stuurden de tram met de andere passagiers terug naar Limoges. Toen de volgende tram in Oradour arriveerde om 19.30 uur, mochten de 20 bewoners van Oradour uitstappen. Zij kregen van de Duitse soldaten te horen, dat zij hun gelukkig gesternte mochten danken, omdat de rest van Oradour was afgeslacht.

Inmiddels was Oradour door de soldaten geplunderd en gingen zij weg. Twee dagen later kwamen zij terug om twee grote massagraven te delven. Een paar dagen later zonden de Duitsers een paar officieren naar Oradour. Hun taak was de effectiviteit van de operatie te beoordelen. De operatie werd als zeer geslaagd beschouwd. Een paar bewoners van Oradour, met wat pluimvee, bleef ontredderd en verslagen achter. Zij hadden de droeve taak om de doden te identificeren en te begraven. Of hun as veilig te stellen.


Bron: naar teksten op Wikipedia